Over Eric van der Aa - NL

Eric van der Aa

EricukEnglish 

Mijn interesse voor natuur in het algemeen en vogels in het bijzonder begon ongeveer rond mijn zevende (het was toen 1970) en kwam in een stroomversnelling toen ik op mijn veertiende lid werd van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (N.J.N.). Vogels kijken is nog altijd een favoriete tijdsbesteding en soortenjagen is best leuk. Een dag buiten is overigens ook zonder “zware” soorten vaak geslaagd. Mooi weer en nieuwe ideeen en foto’s voor nieuwe schilderijen zijn voldoende voor een uitstekende dag.

Voor een jonge vogelaar was er in het Twente van de zeventiger jaren veel te genieten. Haaksbergerveen, Twickel, Dinkel en Buurserzand waren regelmatige excursiebestemmingen en bijna dagelijks bezocht ik het Lonnekermeer waar ik mijn eerste ijsvogel en visarend zag. Pas later besefte ik dat ik van een aantal soorten de laatste Twentse exemplaren heb gezien, zoals broedende zwarte sterns en roerdompen op het Lonnekermeer en broedende klapeksters en korhoenders op het Beuninger Achterveld. Ook kan ik mij nog klokjesgentianen, dopheide en gevlekte orchissen herinneren van plaatsen waar nu slechts ruigte en struiken resteren. Twente is overigens nog steeds een bezoek meer dan waard; de hiervoor genoemde natuurgebieden zijn allen veiliggesteld en worden uitgebreid.

Tijdens mijn studie landschapsarchitectuur aan de Landbouwuniversiteit te Wageningen (1982 – 1988) werden de oorzaken achter veel natuurverlies duidelijk; vermesting, verdroging, verzuring, vergiftiging en versnippering deden veel natuur verdwijnen en werden veroorzaakt door een voortdurend intensiverende landbouw die op veel plaatsen verwoestende ruilverkavelingen in gang zette. Ook stadsuitbreiding en wegenaanleg droegen hun stenen, beton en asfalt bij. Het Lonnekermeer is nu een sterk vermeste plas waar het lawaai van de sinds 1990 nabijgelegen A1 nooit meer verdwijnt. Gelukkig is dit landgoed sinds oktober 2001 in eigendom en beheer van Landschap Overijssel en heeft het een Natura 2000-status zodat nog ernstiger bedreigingen (bedrijventerreinen rondom het nabijgelegen vliegveld Twente bijvoorbeeld) effectiever kunnen worden tegengegaan.

Na mijn studie kwam ik te werken bij een adviesbureau voor ruimtelijke ordening in Rotterdam (1989 – nu). Als ecoloog heb ik een zeer afwisselende baan en kan ik ruimtelijke ontwikkelingen een beetje bijsturen in een groene richting. Soms maken we mooie plannen voor nieuwe natuur. Natuurontwikkeling vergt echter veel tijd en soms ben ik jaloers op mijn stedebouwkundige collega’s die hun plannen reeds na enkele jaren op “ware grootte” zien.

Af en toe mag ik als lid van de Commissie voor de Milieueffectrapportage het werk van andere ecologen beoordelen. Een eervolle functie, waarin ik de kwaliteit van het onderzoeksveld ecologie in de betreffende MER-procedures dien te bewaken en zo mogelijk naar een hoger plan tillen.

Regelmatig publiceer ik een artikel of een blog over een recent project of over zaken die ik kwijt wil, bijvoorbeeld over wat er fout gaat en wat er beter kan op het raakvlak van mijn beide vakgebieden; ecologie en ruimtelijke ordening. Je vindt ze onder deze link:artikelen.

Ondanks het feit dat er veel moois onnodig verloren is gegaan is de Nederlandse natuur is nog altijd buitengewoon rijk en gevarieerd hetgeen vooral opvalt na een buitenlandse vakantie. Extremadura (1990, 2000) en Biebrza (1994) Alaska (2004) en Costa Rica (2006, 2007) zijn adembenemend en weinig is mooier dan Griekenland in april (1989, 1991, 2005) maar Schiermonnikoog en de duinen van Voorne kunnen de vergelijking met deze toppers glansrijk doorstaan. Nieuwe natuur is in de maak en geduld is een schone zaak. Het uiteindelijke resultaat hoop ik nog te zien en anders mijn kinderen wel.

Sinds 1990 woon ik in Gouda en kijk ik vooral vogels op en rond de Reeuwijkse plassen. Helaas kwam ik te laat om de grote populatie woudaapjes die hier leefde te zien; deze soort verdween geheel in de zeventiger jaren. Ik was wel op tijd om de ooit grote populatie van de grote karekiet uit dit plassengebied te zien verdwijnen (van 40 paar in 1990 naar 5 paar in 2006. Sinds 2014 lijkt de soort geheel verdwenen...).

Over aquarel

Tijdens mijn studie Landschapsarchitectuur was aquarelleren gedurende een trimester in het tweede jaar een verplicht vak. De waarde van het aquarelleren voor deze studie was en is divers; het medium leent zich voor het snel vastleggen van indrukken en beelden en het dwingt om nauwkeurig te kijken en hoofd- en bijzaken snel te scheiden. Ook het vastleggen van beelden met potlood of krijt kreeg aandacht maar deze technieken moesten het, in ieder geval bij mij, uiteindelijk afleggen tegen aquarel. De onbegrensde mogelijkheden qua kleuren en de onvoorspelbaarheid van het “nat-in-nat-werken maken deze techniek erg aantrekkelijk. Er is bovendien geen beter medium om lucht en water vast te leggen dan aquarel; juist in Nederlandse landschappen zijn dat veelvuldig aanwezige elementen. Daarbij vind ik het ook een voordeel dat deze techniek weinig voorbereiding vergt; binnen 20 seconden kun je beginnen en na een uurtje weer binnen 20 seconden weer ophouden. Tenslotte dwingt aquarelleren tot terughoudendheid; je kunt niet eindeloos kleuren mengen (drie is wel het maximum) en corrigeren; de kleuren worden snel saai of zelfs modderig en het papier raakt na teveel handelingen beschadigd.

Na vele jaren is mij gebleken dat de “snelste” aquarellen vaak de beste zijn. In plaats van tegen beter weten in de minder geslaagde delen proberen te corrigeren, kun je vaak beter opnieuw beginnen. Een aquarel op A3-formaat vergt tegenwoordig circa 10 uur terwijl een A2-formaat mij gemiddeld 15 uur werk kost. Aangezien ik gemiddeld slechts een half uur per dag schilder maak ik ongeveer een werk per maand. Dat is net voldoende voor één, soms twee exposities per jaar. De hoogtepunten van mijn aquarel-carrière waren de selectie in 2010, 2014, 2015, 2018, 2019, 2021 en 2024 van mijn werk voor Birds in Art in Wausau, de jaarlijkse prestigieuze expositie waar alle grote namen aanwezig zijn. In 2018 werd mijn Scops Owl aangekocht door het museum en in 2021 mijn Woodchat Shrike. Beiden maken nu deel uit van de permanante collectie. Exposeren naast Lars Jonsson, Robert Bateman en Carl Brenders voelt denk ik hetzelfde als wanneer je als enthousiast amateur-gitarist gevraagd wordt voor het voorprogramma van U2.

Ik werk veelal van foto’s waarbij in de meeste gevallen vogels en decors gecombineerd worden in een werk. Daarbij heb ik veel aan mijn uitgebreide collectie mislukte vogelfoto’s (te klein, niet scherp, te donker, bewogen, net uit beeld gevlogen) en ook de afbeeldingzoeker van Google is een geweldig hulpmiddel. Het schilderen biedt de mogelijkheid om de scherpte, de kleuren, de compositie, de helderheid, de contrasten en de actie toe te voegen die in de foto’s ontbreken. Favoriete onderwerpen zijn voor mij herfsttinten, dode bomen en sneeuw en ijs (handig bij aquarelleren; als je begint is het al half af). Ook bloemen zijn onweerstaanbare onderwerpen om te schilderen.

Ik werk vrijwel uitsluitend op A2 of A3 formaat op 250 of 300 grams papier. Verf komt bij mij uit tubes; blokjes vind ik niks. Veelal gebruik ik verf van Windsor & Newton, Van Gogh en Talens. Kwalitatief zie ik geen verschillen qua verf, alleen gaan de tubetjes van Talens te vaak kapot en dat geeft een troep....

Door mij gebruikte kleuren zijn Quinacridone rose, Cadmiumrood, Cadmiumgeel donker, Cadmiumgeel citroen, Permanent geelgroen, Intense green, Sapgroen, Gele oker, Sienna naturel, Gebrande sienna, Sepia, Ultramarijn, Indigo, Kobaltblauw donker, Ceruleumblauw, Dioxazine violet en Paynesgrijs

Mijn favoriete penselen zijn van “selected filament” (vooral 3 en 5) en voor de grote vlakken een “kattentong” van 22. Heel zelden gebruik ik witte gouache voor kleine correcties of maskeervloeistof voor lastige uitsparingen.